Verder volgens...
And the winner is: rising inflation!
Amerikaanse presidentskandidaten riskeren meer inflatiedruk en hogere rentes
De zinderende race naar de Oval Office is in volle gang. Nog minder dan vijf weken en dan kiezen de Amerikanen hun nieuwe president. Beide kandidaten proberen de stem van de zwevende kiezer naar zich toe te trekken. Eén probleem: ze vissen in dezelfde electorale vijver en richten allebei hun pijlen op de Amerikaanse middenklasse. En deze grote groep Amerikanen maakt zich zorgen. De afgelopen jaren heeft de torenhoge inflatie de koopkracht van de consument flink uitgehold. De kosten voor levensonderhoud en huisvesting maken ook in de Verenigde Staten van bestaanszekerheid een belangrijk thema. De oplossingen die beide kandidaten hiervoor aandragen overtuigen echter niet.
De Democratische kandidaat, Kamala Harris, zet vol in op lastenverlichting en verbetering van de economische zekerheid. Zo staat er in haar plannen een flinke subsidie voor starters op de woningmarkt, wordt er fors geïnvesteerd in nieuwbouwwoningen, stijgt het minimumloon en worden ouders ondersteund met (extra) kinderbijslag. Om dit alles te bekostigen stijgen de belastingen voor de allerrijkste Amerikanen en de meestverdienende ondernemingen. Het meest in het oog springende idee is een federaal verbod op extreme prijsopdrijvingen door monopolisten.
‘Radicaal-links’ en ‘marxistisch’ klinkt het commentaar vanuit het Republikeinse kamp. Want hoewel Donald Trump slechts een beperkt pakket aan plannen heeft gepresenteerd, is het kernpunt van zijn partijprogramma “make America affordable again”. Dit kernpunt probeert hij te bereiken door middel van lagere belastingen voor consumenten en bedrijven, het verhogen van de olieproductie wat energie- en brandstofprijzen moeten doen dalen, en als stokpaardje: importtarieven. Trump wil heffingen op alle geïmporteerde goederen, met name de Chinese import moet zo aan banden worden gelegd. Dit alles om de consumptie van Amerikaanse producten te bevorderen. Wie al die Amerikaanse goederen moet gaan maken, blijft een raadsel, want voor miljoenen illegale immigranten wacht gedwongen terugkeer naar het thuisland.
Ongeacht wie er na 5 november zijn intrede doet in Het Witte Huis, een aantal zaken staat als een paal boven water. Zowel de plannen van de Democraten als die van de Republikeinen bevatten veel prijsopdrijvende maatregelen. Geld uitdelen voor electoraal gewin neigt sterk naar economisch populisme en pakt zelden goed uit. Het idee van prijsregulering, in de jaren ’70 bestempeld als ‘disaster’ omdat het de productie belemmert en tekorten vergroot, werkt juist inflatie in de hand. En het plan om via importheffingen een nieuwe handelsoorlog te starten, heeft allesbehalve een prijsdrukkend effect.
De aanname dat de inflatie daarmee de komende jaren in de buurt zal blijven van de 2%-doelstelling van de centrale banken bij een beleidsrente van de momenteel ingeprijsde 3% voor eind volgend jaar, lijkt optimistisch. Zowel met een Democratische als een Republikeinse president verwachten de markten nu nog dat het in de praktijk allemaal wel mee zal vallen met hoge importtarieven en prijsmaatregelen. Een verkiezingsbelofte is nog geen beleid, dat is een ervaringsfeit. Maar het gaat om de richting en zodra de inflatiedruk straks oploopt, zal de Federal Reserve klaar staan om weer in te grijpen.
Een nieuwe periode van monetaire verkrapping in de Verenigde Staten gaat onvermijdelijk sporen achterlaten in de Amerikaanse economie en op de wereldwijde financiële markten. Een hogere fed funds rate impliceert ook hogere rentes in Europa en koersdruk voor zakelijke waarden. Maar hopelijk wint na 5 november in Washington het gezond economisch verstand. Een hernieuwd hoge inflatie in de Verenigde Staten is ook ons probleem en kunnen we missen als kiespijn.