Inflatiezorgen nemen toe

Amerikaanse inflatie loopt sterk op

Vorige week schreven we in de Investment Highlights over de toegenomen inflatiedruk. Afgelopen week werd dit beeld bevestigd door de Amerikaanse inflatiecijfers. Zo liep de Amerikaanse inflatie (CPI) veel sterker op dan verwacht. Deze steeg in april met 0,8%, waardoor de jaar-op-jaar inflatie opliep van 2,6% naar 4,2%. Ook de kerninflatie (CPI core), de inflatie zonder de volatiele energie- en voedselprijzen, steeg in april harder dan verwacht met 0,9%. Jaar-op-jaar steeg de kerninflatie van 1,6% naar 3%. Ook de producentenprijzen (PPI) stegen harder dan verwacht. Jaar-op-jaar liep de PPI op van 4,2% naar 6,2%. De PPI zonder de energie- en voedselprijzen steeg van 3,1% naar 4,1% jaar-op-jaar. De importprijzen liepen op van 7% naar 10,6% jaar-op-jaar en de exportprijzen van 9,5% naar 14,4% jaar-op-jaar.

Lonen stijgen vooralsnog niet

Inflatie manifesteert zich op verschillende manieren. Zo stijgen prijzen als de vraag naar goederen en diensten harder stijgt dan het aanbod (‘demand-pull inflation’). Dit is momenteel het geval, nu de economieën steeds veder van het slot gaan en de uitgestelde bestedingen alsnog plaatsvinden. Consumenten hebben veel geld te besteden door het oppotten van geld en door de begrotingsstimulansen en bedrijven kunnen door het ruime monetaire beleid tegen gunstige tarieven geld lenen. Ook door tekorten van goederen en materialen kunnen prijzen stijgen (‘cost-push inflation’). Dit gebeurt als capaciteitsinvesteringen uitgesteld zijn of aanvoerketens verstoord zijn. Dit is momenteel duidelijk zichtbaar bij bijvoorbeeld bepaalde grondstoffen en computerchips. Tot slot is er de ‘built-in inflation’. Door de verwachting dat de huidige inflatie ook in de toekomst zal aanhouden, eisen werknemers hogere lonen om hun koopkracht op peil te houden. Zodra lonen harder stijgen dan de inflatie, kan er meer besteed worden hetgeen vervolgens de prijzen weer verder opdrijft. Looninflatie lijkt nog niet echt aan de orde. Zo bleven de Amerikaanse reële uurlonen in april onveranderd en lieten deze jaar-op-jaar een sterke daling zien. Wel komen die van hoge niveaus ’s na de stijgingen van vorig jaar.

Inflatieverwachtingen lopen op

Niet alleen de actuele inflatie loopt op, ook de inflatieverwachtingen. Zo is de Amerikaanse 5-jaars break-even inflatie opgelopen naar 2,71% en de 10-jaars break-even inflatie naar 2,54%. Voor beide zijn dit de hoogste niveaus sinds jaren. De kans dat ook de lonen uiteindelijk zullen volgen, is dan ook reëel. Dit wordt nog eens versterkt door een aparte dynamiek op de arbeidsmarkt. Zo vielen de banencijfers van een week eerder fors tegen. Dit werd gewijd aan het feit dat bedrijven moeite hebben om vacatures in te vullen. Deels is dit het gevolg van de uitgedeelde overheidscheques, waardoor mensen minder gemotiveerd zijn om te gaan werken, en deels door de schaarste aan bepaalde kwalificaties. Zo staat bijvoorbeeld de ‘hard to fill’ index, die meet in welke mate werkgevers in het midden kleinbedrijf moeite hebben vacatures te vervullen, op recordhoogte. Deze index piekt normaliter aan het einde van de economische cyclus, niet aan het begin. Dus door de grote vraag naar werknemers en het beperkte effectieve aanbod op de arbeidsmarkt, lijken loonstijgingen een kwestie van tijd. Dit beeld wordt bevestigd door de aankondiging afgelopen week van McDonald’s om de uurlonen met 10% te verhogen en de aankondiging van Amazon om bonussen uit te keren om nieuwe werknemers aan te kunnen trekken.

Fed-bankiers maken zich nog geen zorgen

De hogere inflatiecijfers wakkerden op de financiële markten de vrees aan dat de Fed al eerder haar ruime beleid zal gaan afbouwen. Kapitaalmarktrentes liepen als gevolg hiervan op en aandelen, vooral de rentegevoelige groeiaandelen, daalden aanvankelijk fors. Geruststellende woorden van Fed-bankiers, die nog steeds uitgaan van het tijdelijke karakter van hogere inflatie, zorgden eind van de week voor een opleving. Het inflatiecijfer waar de Fed zelf bij voorkeur naar kijkt, de PCE (core) deflator, komt pas eind deze maand uit. Een regressie van de CPI (core) op de PCE (core) duidt op een PCE van 4,3% en een PCE core van 2,9%. De Fed accepteert een hogere inflatie dan 2%, maar heeft officieel geen niveau genoemd tot waar ze een hogere inflatie accepteert. Chicago Fed-president Charles Evans zou een niveau van 2,5% geopperd hebben. Dit is lager dan de “verwachte” 2,9% van de PCE core. Ook de zogenaamde 5 year 5 year forward inflatie (de verwachte gemiddelde 5-jaarsinflatie over 5 jaar), voorheen de voorkeursinflatiemaatstaf van de Fed, bedraagt inmiddels meer dan 2,5%. Hoewel ook wij niet uitgaan van een structureel hoge inflatie, ligt het risico nog wel steeds aan de bovenkant. Het is dan ook goed mogelijk dat afbouw van het opkoopprogramma (‘tapering’) in juni toch weer op de agenda van de Fed-vergadering staat.

De Amerikaanse inflatie loopt hard op

Bron: Bloomberg, Achmea IM

Looninflatie nog niet aan de orde

Bron: Bloomberg, Achmea IM

Steeds moeilijker om vacatures in te vullen

Bron: Bloomberg, Achmea IM

Amerikaanse inflatieverwachtingen lopen op

Bron: Bloomberg, Achmea IM

image
image
image

Deel deze pagina